De eerste vier van deze feitelijke criteria zijn opgenomen in het Montevideo Verdrag inzake de Rechten en Plichten van Staten van 1933, de zogenoemde ‘Montevideo-criteria’.Het criterium 'afwezigheid van onrechtmatige handelingen bij de totstandkoming van een staat' is een rechtmatigheidscriterium dat is ontwikkeld op basis van de praktijk van staten vanaf het interbellum. Tot onrechtmatige handelingen die de totstandkoming van een staat blokkeren, behoren in elk geval de normen van dwingend internationaal recht (ius cogens), maar ook andere onrechtmatige handelingen die direct zijn verbonden met de totstandkoming van de staat.
Volgens het Koninkrijk der Nederlanden en de meeste andere staten ontstaat een entiteit niet als staat als gevolg van erkenning (erkenning is niet constitutief), maar is erkenning de vaststelling van een al bestaande situatie onder het volkenrecht (erkenning is declaratoir). Erkenning impliceert daarmee de bereidheid om diplomatieke relaties aan te gaan.
Erkenning is een bilaterale aangelegenheid. Toetreding van een entiteit tot een universele internationale organisatie, zoals de VN, impliceert noch erkenning van de entiteit als staat onder internationaal recht door de individuele lidstaten, noch erkenning door de internationale organisatie (zogenoemde ‘collectieve erkenning’).
Wanneer een entiteit aan de volkenrechtelijke criteria voldoet, zijn andere staten niet verplicht om tot erkenning over te gaan. In een dergelijke situatie is al dan niet erkennen een politiek besluit.
Erkenning van een entiteit als staat terwijl die entiteit (nog) niet aan de vijf criteria voldoet, is in strijd met het internationaal recht (waaronder het verbod op premature erkenning en mogelijk een schending van het non-interventie verbod).