De assistentie die staten elkaar verlenen bij de strafrechtelijke opsporing en vervolging van misdrijven wordt aangeduid als internationale rechtshulp. Hierbij blijven de strafrechtelijke opsporing, vervolging en executie in beginsel nationale bevoegdheden maar maken staten gedetailleerde afspraken over welke staat in welke gevallen rechtsmacht bezit en hoe zij elkaar bijstaan in de uitoefening hiervan.
Internationale rechtshulp bestaat uit een breed spectrum aan maatregelen, variërend in intensiteit en duur. Er bestaat een traditionele onderverdeling in primaire en secundaire rechtshulp. Bij primaire rechtshulp neemt de overnemende staat een belangrijk deel van het strafproces voor zijn rekening door de strafvervolging of de tenuitvoerlegging van strafvonnissen daadwerkelijk over te nemen van een andere staat.
Bij secundaire rechtshulp wordt slechts assistentie verleend bijvoorbeeld door verdachten uit te leveren of opsporingshandelingen te verrichten. Deze categorie wordt ook wel aangeduid als de zogenaamde ‘kleine rechtshulp’ en omvat onder meer het opsporen, afluisteren en horen van verdachten of getuigen, of het in beslag nemen van goederen of tegoeden.
De vorm, de omvang en de timing van verschillende vormen van rechtshulp hangen af van een groot aantal factoren, waaronder de locatie van het delict en de verdachte(n), de nationaliteit van de verdachte(n), de feitelijke en juridische relaties tussen de betrokken staten en de beschikbaarheid van bewijsmiddelen.
Indien rechtshulp de inzet van dwangmiddelen vereist, is op dit moment een expliciete juridische basis noodzakelijk. Zo bepaalt de Grondwet (artikel 2, derde lid) dat uitlevering slechts kan geschieden krachtens een verdrag. Deze verdragsbasis is meestal voorzien in bilaterale of multilaterale verdragen die ook de materiële en formele voorwaarden van uitlevering en/of rechtshulp in detail vastleggen. Ook andere verdragsrechtelijke verplichtingen van staten spelen een rol, met name als het gaat om mensenrechtelijke waarborgen en het verbod van refoulement.
De toenemende globalisering heeft geleid tot een intensivering van de internationale strafrechtelijke samenwerking. Dit geldt in het bijzonder voor vormen van grensoverschrijdende criminaliteit, zoals corruptie, terrorisme en drugshandel, waarbij internationale samenwerking een absoluut vereiste is voor effectief strafrechtelijk optreden.
Nergens is de voortschrijdende internationalisering meer zichtbaar dan in de EU. Met het oog op het creëren van een “Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht” ontwikkelt de politiële en justitiële samenwerking binnen de EU zich in rap tempo. Dit komt niet alleen tot uitdrukking in nieuwe instrumenten zoals het Europees Arrestatiebevel en andere vergaande vormen van rechtshulp maar ook in de belangrijke rol die Europese instellingen zoals Europol en Eurojust spelen in het bevorderen van internationale strafrechtelijke samenwerking.
Het Europees Arrestatiebevel heeft de uitlevering van individuen binnen Europa aanzienlijk versneld en vereenvoudigd. Mede daarom wordt in dit kader niet langer gesproken van uitlevering maar van overlevering.
Internationale rechtshulp, Ministerie van Justitie en Veiligheid