De basis regel van het internationaal recht met betrekking tot vrede en veiligheid (het zogenaamde jus ad bellum), is dat geweld tussen staten is verboden. Dit is opgenomen in artikel 2, lid 4 van het VN Handvest. Hier bestaan echter ook uitzonderingen op. Uitzonderingen zijn:
Het recht op zelfverdediging tegen een gewapende aanval is een uitzondering op het verbod op het gebruik van geweld zoals vastgelegd in artikel 2(4) van het Handvest van de Verenigde Naties (VN Handvest). Het recht op zelfverdediging is vastgelegd in artikel 51 van het VN Handvest en kan individueel of collectief worden uitgeoefend. De VN Veiligheidsraad heeft de bevoegdheid om de internationale vrede en veiligheid te handhaven. Staten zijn verplicht de uitoefening van hun recht op zelfverdediging te melden aan de VN Veiligheidsraad. Staten mogen geweld ter zelfverdediging gebruiken totdat de VN Veiligheidsraad noodzakelijke maatregelen heeft genomen om de internationale vrede en veiligheid te herstellen. Geweld ter zelfverdediging dient te voldoen aan de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit:
Ongeacht de rechtmatigheid van het gebruik van geweld, is op het moment dat er sprake is van een gewapend conflict het humanitair oorlogsrecht van toepassing voor beide partijen. Het is belangrijk om het humanitair oorlogsrecht (het jus in bello) te onderscheiden van het internationaal recht over de rechtmatigheid van het gebruik van geweld door staten (het zogenaamde jus ad bellum), waartoe het recht op zelfverdediging behoort.
Voor de uitzending van Nederlandse militairen is (in het zogenaamde Toetsingskader) het vereiste vastgelegd dat deze uitzending in overeenstemming is met het internationaal recht. Deze eis betekent dat er een rechtsgrondslag moet zijn voor de missies waaraan Nederlandse militaire eenheden deelnemen. Deze eis geldt ook voor geweldgebruik waaraan Nederland politieke steun verleent.
United Nations Security Council
Aankomende documenten van de VN Veiligheidsraad, Security Council Report