Vervolging voor internationale misdrijven kan plaatsvinden in een nationaal rechtssysteem. In Nederland vindt vervolging van genocide, oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid en foltering plaats op basis van de Wet internationale misdrijven (Wim). Vervolging voor internationale misdrijven kan ook plaatsvinden voor een internationaal hof of tribunaal, bijvoorbeeld voor het Internationaal Strafhof.
Aanvankelijk waren uitsluitend staten aansprakelijk voor schendingen van internationaal recht. Dit had als groot nadeel dat strafbaarstelling niet leidde tot gedragsverandering van de individuen die bijvoorbeeld de oorlogsmisdrijven daadwerkelijk hadden gepleegd. Individuele aansprakelijkheid voor schendingen van internationaal recht ontstond geleidelijk in de tweede helft van de 19e eeuw. Gewoonterechtelijke regels werden gecodificeerd, zowel internationaal (Haagse vredesconferenties 1899 en 1907) als nationaal (Lieber Code, VS, 1863), en individuen werden voor het eerst vervolgd voor het begaan van internationale misdrijven.
Na de Eerste Wereldoorlog werd in het Verdrag van Versailles (2 juni 1919) het recht opgenomen voor de geallieerden om individuen te berechten voor oorlogsmisdrijven. Dit bleef grotendeels een dode letter. Zo weigerde Nederland om de Duitse keizer uit te leveren, die hier zijn toevlucht had gezocht. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het rechtsgebied in een stroomversnelling: de processen van Neurenberg en Tokyo legden de basis voor het internationaal strafrecht zoals we dat nu kennen. De Algemene Vergadering van de VN bevestigde de uitgangspunten van het Neurenberg tribunaal, en de International Law Commission codificeerde de regels van individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid.
De Geneefse Conventies (1949) boden de mogelijkheid van vervolging door nationale rechtbanken. In de jaren ‘90 richtte de VN Veiligheidsraad twee internationale tribunalen op ter bestraffing van de internationale misdrijven die in specifieke conflicten waren begaan: het Joegoslavië Tribunaal (ICTY) en het Rwanda Tribunaal (ICTR). Na deze ad hoc tribunalen werd het permanente Internationaal Strafhof opgericht.
Het Statuut van Rome (1998) geeft het Strafhof rechtsmacht over vier internationale misdrijven:
Andere misdrijven zoals piraterij en vliegtuigkaping vallen niet onder de competentie van het Strafhof. De rechtsmacht van het Internationaal Strafhof is complementair: het Strafhof treedt pas op indien geen staat bereid of in staat is om het onderzoek of de vervolging van de relevante internationale misdrijven uit te voeren.
Sinds de oorlog in voormalig Joegoslavië begin jaren ’90 spoort Nederland actief verdachten van internationale misdrijven op. Het Team Internationale Misdrijven van de Dienst Landelijke Recherche is inmiddels één van de grootste ter wereld. Het zorgt naast opsporing en vervolging in Nederland ook voor uitlevering van verdachten aan andere landen en voor overlevering aan internationale hoven en tribunalen. Het team werkt nauw samen met de ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie en Veiligheid, waaronder de IND, en met buitenlandse partners.