Het humanitair oorlogsrecht beoogt een evenwicht te vinden tussen humaniteit en militaire noodzaak. Daarbij worden twee soorten gewapende conflicten onderscheiden, te weten gewapende conflicten tussen staten (internationaal gewapend conflict) en gewapende conflicten tussen een regeringsleger en een of meer gewapende groepen, of tussen deze gewapende groepen onderling (niet‑internationaal gewapend conflict).
Het humanitair oorlogsrecht moet niet worden verward met de regels over de rechtmatigheid van geweldgebruik in het internationaal recht (ius ad bellum).
De belangrijkste verdragen op het terrein van het humanitair oorlogsrecht zijn de vier Verdragen van Genève (Geneefse Conventies) van 1949 en twee Additionele Protocollen van 1977 (zie ook, '75 jaar Verdragen van Genève: ook tijdens oorlog gelden er regels'). In 2005 is een derde Additioneel Protocol aangenomen over een aanvullend beschermend embleem. Ook eerdere verdragen zoals de verdragen opgesteld tijdens de Haagse vredesconferenties van 1899 en 1907, waaronder het Haagse Landoorlogreglement van 1907, zijn van voortdurende betekenis, als verdragsrecht en omdat de regels onderdeel zijn gaan uitmaken van internationaal gewoonterecht.
Het Rode Kruis-embleem is een bekend herkenningsteken. Het embleem geniet speciale bescherming onder het internationaal recht, in het bijzonder het humanitair oorlogsrecht. In oorlogstijd dragen militair medisch personeel en militaire geestelijke verzorgers het symbool, zodat strijdende partijen weten dat zij niet op hen mogen schieten en om hen in staat te stellen onverhinderd hulp te verlenen aan slachtoffers van oorlogsgeweld. Het is daarom van levensbelang dat het embleem wordt herkend en geëerbiedigd.
In 2005 is een Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève (Protocol III) aangenomen over een aanvullend beschermend embleem, het ‘Rode Kristal’, dat net als het Rode Halve Maan-embleem dezelfde bescherming geeft als het Rode Kruis-embleem. In vredestijd mogen in Nederland alleen de krijgsmacht en het Nederlandse Rode Kruis gebruik maken van het herkenningsteken. Het teken mag niet worden gebruikt op EHBO-koffers, vlaggen, T-shirts of voertuigen van andere organisaties, instellingen of NGO’s. Het Rode Kruis-embleem mag dus ook niet worden gebruikt voor private initiatieven om hulpgoederen in te zamelen of te vervoeren, bijvoorbeeld ten behoeve van de oorlog in Oekraïne. Dat is natuurlijk anders als het een transport betreft van het Nederlandse Rode Kruis.
De herkenning en eerbiediging van het Rode Kruis-embleem in oorlogstijd is van levensbelang. Daarom is het ongeoorloofd gebruik of nabootsing ervan verboden en zelfs strafbaar (artikel 435c van het Wetboek van Strafrecht). Er staat in Nederland maximaal een maand hechtenis of een geldboete op het ongeoorloofd gebruik of nabootsing van het Rode Kruis-embleem of van de woorden ‘Rode Kruis’ of ‘Kruis van Geneve’.
Op 30 juni 2020 is het Nationaal Platform voor Humanitair Oorlogsrecht ingesteld in Nederland naar aanleiding van aanbevelingen van de Internationale Conferentie van de Rode Kruis / Rode Halve Maan Beweging. Aan de vierjaarlijkse Internationale Rode Kruis Conferentie nemen de verdragspartijen bij de Verdragen van Genève en alle onderdelen van de Rode Kruis / Rode Halve Maan Beweging deel. Zij bespreken dan actuele thema’s rondom humanitaire hulpverlening en humanitair oorlogsrecht.
Het Nationaal Platform bestaat uit vertegenwoordigers van het ministerie van Buitenlandse Zaken, het ministerie van Defensie en het Nederlandse Rode Kruis. De voornaamste taak van het Platform is de bevordering van de samenwerking op het gebied van de implementatie, naleving en bevordering van de kennis over het humanitair oorlogsrecht in Nederland.
ICRC, International Committee of the Red Cross
Humanitair Oorlogsrecht, Het Rode Kruis