Het Koninkrijk der Nederlanden is partij bij het 'Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer' en bij het 'Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen' (1963). Deze verdragen omvatten een groot deel van het internationaal gewoonterecht op het gebied van privileges en immuniteiten.
Binnen de diplomatieke en consulaire immuniteiten wordt onderscheid gemaakt tussen absolute immuniteit (immuniteit ratione personae) en functionele immuniteit (immuniteit ratione materiae). Absolute immuniteit omvat alle handelingen verricht door de persoon die deze immuniteit toekomt, ongeacht het private of officiële karakter van deze handelingen. Functionele immuniteit is beperkt tot handelingen verricht in de uitoefening van de functie, en omvat dus niet handelingen verricht in privé hoedanigheid.
De beide verdragen van Wenen gaan in beginsel alleen over privileges en immuniteiten in de context van diplomatieke en consulaire betrekkingen, maar veel zetelverdragen tussen Nederland en in Nederland gevestigde internationale organisaties verwijzen voor de privileges en immuniteiten van het personeel van deze organisaties ook naar ‘Wenen’. Op deze manier hebben de beide verdragen van Wenen een bredere toepassing dan alleen voor ambassades en consulaten.