Het verlenen van consulaire bijstand is grotendeels geregeld in het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (1963). Consulaire bijstand kan bestaan uit het verschaffen van documenten, het bieden van ondersteuning bij juridische procedures in het gastland, het begeleiden van gedetineerden en het verrichten van administratieve handelingen. Binnen de EU geldt dat een niet-vertegenwoordigde Unieburger een verzoek tot consulaire bijstand mag doen bij een andere EU-lidstaat dan die van hemzelf. Zo verplicht het Verdrag van Lissabon (2009) lidstaten ertoe EU-burgers in derde landen, die niet door hun eigen lidstaat vertegenwoordigd worden, consulaire bescherming te bieden onder dezelfde voorwaarden als de eigen onderdanen. Deze verplichting is door Nederland uitgewerkt in de Rijkswet consulaire bescherming EU-burgers (2018).
Een specifiek onderdeel van consulaire bijstand is de begeleiding van onderdanen die in het buitenland zijn gearresteerd voor het plegen van een strafbaar feit en die daar gedetineerd zijn. Het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen stelt dat gedetineerden in het buitenland de mogelijkheid moeten hebben om consulaire bijstand van de ambassade of consulaire post van het land van herkomst te ontvangen. Tevens stelt het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen dat de lokale autoriteiten de ambassade of consulaire post direct in kennis moeten stellen van een arrestatie als de buitenlandse gedetineerde dat wenst.
De zorg voor de leefomstandigheden en het welzijn van Nederlandse gedetineerden in het buitenland ligt bij de autoriteiten van het land waar zij gevangen zitten. De Nederlandse overheid mag zich ook niet mengen in de rechtsgang van een ander land. Wel kan Nederland met consulaire bijstand bijdragen aan het verlichten van de leeftomstandigheden waarin gedetineerden verkeren.
Van diplomatieke bescherming is sprake indien een staat een klacht indient tegen een andere staat over de behandeling van zijn nationale onderdaan. Dit kan gaan om natuurlijke personen en om rechtspersonen.
Aan de uitoefening van diplomatieke bescherming is een aantal voorwaarden verbonden:
Bij personen met een meervoudige nationaliteit kan sprake zijn van een aanvullende voorwaarde. Als een persoon naast de Nederlandse nationaliteit nog een andere nationaliteit heeft, kan Nederland in beginsel geen diplomatieke bescherming uitoefenen van deze persoon ten opzichte van de staat van de andere nationaliteit. Een uitzondering kan worden gemaakt als de Nederlandse nationaliteit 'dominant' is ten opzichte van de nationaliteit van de staat tegen wie de bescherming wordt uitgeoefend. Welke nationaliteit dominant is wordt op grond van meerdere factoren bepaald, zoals de woonplaats, sociaal netwerk, plaats waar familieleven wordt gevoerd en bezit van paspoort.
Als een persoon meerdere nationaliteiten bezit, mogen alle staten van nationaliteit bescherming bieden tegen een andere, derde staat. In dat geval speelt het beginsel van dominantie geen rol.
De regels met betrekking tot diplomatieke bescherming zijn te vinden in de ontwerpartikelen van de International Law Commission van de Verenigde Naties uit 2006. Hoewel deze artikelen geen verdrag vormen, reflecteren zij het huidige internationaal gewoonterecht ten aanzien van diplomatieke bescherming.