Voor het Noordpoolgebied bestaat, in tegenstelling tot het Zuidpoolgebied, geen integrale verdragsregeling. Geen enkel land of groep van landen heeft soevereiniteit over de geografische Noordpool of over de delen van de Noordelijke IJszee die buiten de territoriale wateren van de Arctische staten zijn gelegen. In de Noordelijke IJszee is het VN-Zeerechtverdrag van toepassing wat de basis vormt voor de rechten en plichten van kuststaten en vlagstaten. Op basis van het zeerecht is het wel mogelijk dat staten soevereine rechten hebben in bepaalde maritieme zones van het Noordpoolgebied.
Tot de Arctische staten worden de acht landen gerekend die grondgebied boven de poolcirkel hebben. Dit zijn Rusland, Canada, de Verenigde Staten, Noorwegen, Denemarken/Groenland, IJsland, Zweden en Finland. De eerste vijf staten hebben territoriale wateren in de Noordelijke IJszee en zijn daarom Arctische kuststaten. Een deel van het Noordpoolgebied valt daarom binnen de rechtsmacht van de Arctische kuststaten.
Het Spitsbergenverdrag, getekend in 1920, kent de soevereiniteit over de Spitsbergenarchipel toe aan Noorwegen. Het verdrag regelt dat alle onderdanen van de aangesloten landen, waaronder Nederland, op basis van volledige gelijkheid met Noren, maritieme -, industriële -, commerciële - en mijnbouwactiviteiten mogen uitoefenen, zowel op land als in de territoriale zee.
Door de ontwikkeling van het zeerecht, in het bijzonder de totstandkoming van het VN-Zeerechtverdrag, is een discussie ontstaan tussen Noorwegen en de andere verdragspartijen over de toepassing van het Spitsbergenverdrag op de maritieme zones buiten de territoriale zee van Spitsbergen. Nederland en diverse andere verdragspartijen zijn van mening dat het Spitsbergenregime, incl. de non-discriminatieregel, van toepassing is in alle maritieme zones buiten de territoriale zee van Spitsbergen waarover Noorwegen, op grond van het contemporaine zeerecht, soevereine rechten heeft.