Uitsluitend het Koninkrijk der Nederlanden kan worden beschouwd als een soevereine staat en uitsluitend het Koninkrijk is internationaal rechtspersoon.
Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden uit 1954 regelt de verdeling van de bevoegdheden tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de vier landen. Alle beleidsterreinen worden aangemerkt als de interne bevoegdheid van elk van de landen tenzij het Statuut dit uitdrukkelijk anders vermeldt. De beleidsterreinen die in artikel 3 van het Statuut als ‘Koninkrijksaangelegenheden’ worden aangemerkt zijn onder meer de buitenlandse betrekkingen, defensie en de Nederlandse nationaliteit. Dit betekent dat er één minister van Buitenlandse Zaken is, die verantwoordelijk is voor de buitenlandse betrekkingen van het Koninkrijk als geheel.
Het ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassades, consulaten en permanente vertegenwoordigingen in het buitenland werken voor het Koninkrijk als geheel. Aruba, Curaçao en Sint Maarten onderhouden hun eigen internationale contacten op de terreinen waar zij autonoom zijn. Zij moeten daarbij wel opereren binnen het kader van het buitenlands beleid van het Koninkrijk omdat het beleidsterrein van buitenlandse zaken een bevoegdheid is van het Koninkrijk als geheel. Diplomatieke communicatie gebeurt door het ministerie van Buitenlandse Zaken of via een van de buitenlandse ambassades van het Koninkrijk.
Omdat uitsluitend het Koninkrijk der Nederlanden een internationaal rechtspersoon is, is alleen het Koninkrijk bevoegd om verdragen te sluiten en te ratificeren of tot internationale overeenkomsten toe te treden. Wel kan de geografische toepasselijkheid van deze overeenkomsten worden beperkt tot Aruba, Curaçao, Sint Maarten, het Europese deel van Nederland en/of het Caribisch deel van Nederland. De implementatie en naleving van verdragen is een autonome verantwoordelijkheid van de afzonderlijke landen. Het Koninkrijk der Nederlanden blijft als de verdragsluitende partij eindverantwoordelijk krachtens het internationaal recht.
Het is de taak van het Koninkrijk der Nederlanden om in internationale organisaties het belang van al zijn landen te behartigen. Voor het Europees deel van het Koninkrijk moeten daarbij de verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van de EU in het oog worden gehouden. Met instemming van het Koninkrijk kunnen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Nederland veelal ook een eigen status verkrijgen bij internationale of regionale organisaties. De specifieke regels van een internationale organisatie bepalen of het mogelijk is voor de vier landen om afzonderlijk lid, geassocieerd lid of waarnemer te worden.
De verdragen van de EU zijn alleen geratificeerd voor het Europees deel van het Koninkrijk. Het acquis is dan ook in principe alleen van toepassing op het Europees deel van het Koninkrijk. De Caribische delen van het Koninkrijk hebben de status van Landen en Gebieden Overzee (LGO).
Rijkdienst Caribisch Nederland